top of page
Foto van schrijverSteven de Joode

Dit moet je weten over opbouwformules

In bibliografieën en catalogi ben je ze misschien wel eens tegengekomen: 'opbouwformules' (ook wel 'collatieformules'). Dit is er één: 8°: π² *⁴ A-B⁸ χ C-X⁸ Y(-Y8) Z-Bb⁸ Cc⁸(±C4). Als je hierbij denkt "Wat in Gutenbergs naam is dit?!", dan is dit artikel voor jou bedoeld.


De term opbouwformule is afkomstig uit de codicologie en de analytische bibliografie. Veel beter dan de paginering (waarin zetters vaak fouten maakten) laat een opbouwformule zien hoe een boek is opgebouwd. Ik zal hier de codicologie buiten beschouwing laten en mij focussen mij op gedrukte boeken.


Een 18e-eeuws boekje in losse katernen
Een 18e-eeuws boekje in losse katernen

Boeken uit de handpersperiode waren opgebouwd uit katernen die op de rectozijde in de ondermarge werden voorzien van een zogeheten 'karternsignatuur': de letters A-Z (behalve J, U en W) en steeds vanaf het tweede blad gevolgd door een Arabisch cijfer. Dus het eerste katern werd gesigneerd met A, het tweede met B, enzovoort. Het voorwerk (voorwoord, opdracht, etc.) was vaak alternatief gesigneerd, bijvoorbeeld met een * of een †.


Een katernsignatuur in een 18e-eeuws boek.
Een katernsignatuur in een 18e-eeuws boek.

In Nederland was het, anders dan in veel andere landen, gebruikelijk om de katernen tot één blad over het midden te signeren. Dus als een katern uit acht bladen bestond, werden de eerste vijf voorzien van een katernsignatuur: A, A2, A3, A4 en A5. Als het hele alfabet gebruikt was, begon men met een nieuwe reeks, veelal met dubbele letters: Aa, Bb, enz. Zie afbeelding hieronder.


Een simpele opbouwformule zou er zo uit kunnen zien: A-Z⁴. Dat beschrijft dus een boek bestaande uit 23 katernen van elk vier bladen, dus in totaal 92 bladen oftewel 184 bladzijden. Het aantal bladen per katern geven we dus aan met cijfers in superscript. Dit zijn altijd even cijfers, aangezien ze de wijze weergeven waarop een vel gevouwen werd.


Soms werden er echter ook bladen verwijderd, vervangen of tussengevoegd, waardoor de structuur van een boek ingewikkelder werd. Als er in een katern een blad is verwijderd, gebruiken we daarvoor het - teken; als er een blad is toegevoegd het + teken.  En als een blad vervangen is door een ander blad (een 'cancel') geven we dat aan met ±. Wanneer aan het hoofdwerk ongesigneerde bladen zijn toegevoegd, worden deze aangeduid met de Griekse letter χ. Ongesigneerde bladen die aan het voorwerk werden toegevoegd, duiden we aan met de Griekse letter π. Bijvoorbeeld: A-B⁸ C⁸(-C8) D⁸(±D4) E-F⁸ G⁸(G4+χ) H⁶.


Eventueel kun je tussen [vierkante haken] ook nog aangeven hoeveel bladen per katern gesigneerd zijn. Hiervoor wordt het $ teken gebruikt, gevolgd door een lijstje van bladen die hiervan afwijken, bijvoorbeeld: [$5 (- A1, B5)]. En een opbouwformule wordt altijd voorafgegaan door de aanduiding van het formaat.


Een volledige opbouwformule zou er zo uit kunnen zien: 8°: π² *⁴ A-B⁸ χ C-X⁸ Y(-Y8) Z-Bb⁸ Cc⁸(±C4) [$3 (-*1)]. Bij heel dikke boeken kunnen alfabetreeksen meerdere keren herhaald worden, zodat je bijvoorbeeld zes letters achter elkaar krijgt: 'Aaaaa'. Dat kun je vereenvoudigd weergeven als '6A'.

Achter de opbouwformule noteer je vervolgens het totaal aantal bladen en de paginering (en eventueel de foutief genummerde pagina's):


8°: *⁸ A-Ff⁸; 240 bladen = pp. [16], 448, [16] (313 gep. als 213, 357 als 157).


Hierbij valt dus op dat de eerste 16 bladzijden niet zijn gepagineerd en dus tussen [vierkante haken] zijn geplaatst. Ook heeft de zetter, zoals heel vaak gebeurde in de handpersperiode, foutjes gemaakt in de paginering. Dit is aangegeven tussen ronde haken.


Dit is in een notendop hoe opbouwformules in elkaar zitten. Ook voor verzamelaars is het handig om dit te weten, want een boek collationeren is de beste methode om snel te achterhalen of het boek dat je zojuist gekocht hebt wel compleet is. Zodra je dus een boek uit de handpersperiode gekocht hebt, maak je een opbouwformule (die je vervolgens idealiter natuurlijk vergelijkt met de opbouwformule in bibliografieën). Overigens kun je deze methode ook toepassen op boeken uit de machinepersperiode.


Meer informatie over opbouwformules is te vinden in de onderstaande twee standaardwerken (die sowieso niet in je boekenkast mogen ontbreken):


Fredson Bowers. The Principles of Bibliographical Description. Princeton University Press, 1946. Koop hier een exemplaar.


Philip Gaskell. A New Introduction to Bibliography. Oxford University Press, 1972. Koop hier een exemplaar.

203 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page